Met deze interactieve denkhulp nodigen we je uit mee te denken over de toekomst van de energievoorziening in Nederland. Goed nieuws: we hebben echt iets te kiezen. In het Forum Energietransitie proberen we het denken over de transitie te structureren en in samenhang te bekijken. Niet omdat we denken dat we hét antwoord gevonden hebben voor de toekomst van energie in Nederland, wel om het gesprek hierover verder te helpen en uiteindelijk bewuste keuzes te maken. Lees de inleiding of vind je eigen weg in de denkhulp.
Fijn dat je mee wil denken!
Hoe ziet de energie-
voorziening
er nu uit?
Wat zijn vier transitieroutes en de relevante argumenten?
Wat zijn jouw voorkeuren in de energie-
transitie?
Hoe kunnen we als Nederland toewerken naar een CO2-arme energievoorziening in 2050? Wat valt hierin te kiezen? En wat zijn de belangrijkste argumenten? Dat zijn de vragen die centraal staan in het Forum Energietransitie. Een project waarin vier uiteenlopende routes zijn uitgedacht waarlangs Nederland de energietransitie kan doorlopen. Alle vier routes delen een uitkomst: ze leiden naar een CO2-arme energievoorziening in Nederland in 2050. Uiteraard zijn er veel meer routes. De vier bedachte routes onderscheiden zich in eerste instantie door de manier waarop we de transitie inrichten en hiernaast ook door de energiebronnen die we gebruiken. Doel van het Forum is om inzichtelijk te maken wat er te kiezen valt en hoe je hierover na kan denken, niet om één beste oplossing te bedenken.
Startpunt voor ons denken is dat we onze omgang met energie radicaal veranderen om te voorkomen dat het klimaat onherstelbaar uit balans raakt. We hebben hierbij iets te kiezen: er is niet één weg naar Rome. En de keuzes die we maken doen ertoe; ze hebben effecten op hoe ons land eruitziet, hoe we de lasten verdelen en waarmee we ons geld verdienen. Wij denken dat het de moeite waard is keuzes in samenhang te bekijken en niet alleen afzonderlijke voorstellen te beargumenteren, zoals gaswinning of wind op zee.
Om antwoord te geven op bovenstaande vragen heeft De Argumentenfabriek in de eerste helft van 2016 het denkwerk van het Forum begeleid. Negen markt- en kennispartijen vormden samen het kernteam: ECN, Eneco, Gasunie, Greenchoice, Havenbedrijf Rotterdam, Pure Energie, Stedin, Triodos Bank en Uniper (voorheen E.On). Zij waren naast opdrachtgever ook degenen die de transitieroutes uitdachten. Deze partijen hebben zelf heel uiteenlopende ideeën over hoe we de energietransitie zouden kunnen of moeten inrichten. Deze beelden vormden niet de basis voor de routes. Sterker nog, deelnemers waren het vaak oneens met de routes en de beelden die we hiermee oproepen. Wat zij wel delen is de wens om inzichtelijk te maken dat er iets te kiezen valt en duidelijk te maken dat er hierbij heel diverse argumenten in het spel zijn. Lees hier meer over hoe we precies te werk zijn gegaan.
Naast het kernteam hebben we de denkkracht van tientallen deskundigen gebruikt om de routes te toetsen en de argumenten in kaart te brengen. Deze deskundigen kwamen uit heel diverse organisaties: natuur- en milieuorganisaties, gebruikers, bedrijven die actief zijn in energieopwekking, beleidsmakers van verschillende ministeries en provincies en kennisinstellingen.
Wij hopen van harte dat de resultaten van het Forum Energietransitie helpen samenhang te ontdekken in de vele complexe keuzes die de energietransitie ons voorschotelt. Zodat we hier als Nederland weloverwogen over kunnen beslissen.
De Argumentenfabriek
Katrin Weber en Bas Ebskamp
Helder en gestructureerd nadenken over de energietransitie in Nederland tot aan 2050, dat is het hoofddoel van het Forum. Hieronder beschrijven we hoe we dit hebben aangepakt: de uitgangspunten, de inhoudelijke stappen en het proces om zo´n complex en veelomvattend vraagstuk behapbaar te maken.
We gaan bij het nadenken over de energietransitie uit van een beoogde vermindering van broeikasgasuitstoot (voor het gemak: CO2-uitstoot) voor Nederland in 2050 van tussen 80-95 procent ten opzichte van 1990. Dit komt overeen met de afspraken die de Nederlandse regering internationaal al heeft vastgelegd. De klimaatafspraken in Parijs 2015 leiden mogelijk tot nadere aanscherping van dit reductiedoel, maar hierover zijn vooralsnog geen afspraken gemaakt. Geografisch gaat het hierbij om uitstoot in Nederland door gebruik van energie. De internationale consequenties hiervan laten we buiten beschouwing om het vraagstuk behapbaar te houden. Uiteraard moeten keuzes in Nederland internationaal worden afgestemd en hebben ze internationaal effecten, maar we zijn uitgegaan van keuzes die Nederland zelf kan maken. Alleen voor de import van elektriciteit uit onze buurlanden gaan we in de routes uit van afspraken over bijbehorende uitstoot. De effecten van uitstoot elders door de import van producten door Nederland laten we geheel buiten beschouwing.
We beschrijven routes op basis van onderling consistente keuzes en de belangrijkste gevolgen hiervan op de energievoorziening. De vier routes ontstaan allereerst vanuit twee assen. Deze assen bepalen de uitgangspunten voor de route. We werken de routes uit door op consistente wijze aanvullende keuzes te maken per route die niet dwingend uit de assen volgen. Zo kiezen we ervoor de ontwikkeling van CO2 afvang en opslag (CCS) toe te wijzen aan routes ‘Ik doe het zelf’ en ‘We doen het samen’, en niet aan routes ‘We doen het zó’ en ‘Ik ga mee’. Dit is een aanvullende keuze ten opzichte van de assen: ook bij route ‘We doen het zó’ kan in theorie CCS worden toegepast. Dit is wel minder consistent, omdat de overheid in routes ´We doen het zó´ en ´Ik ga mee´ stuurt op het uitfaseren van fossiele energie om CO2-uitstoot te verminderen. Het doel van deze aanvullende keuzes is om de routes onderling uit elkaar te laten lopen, keuzes zichtbaar te maken en hierdoor scherp te kunnen argumenteren.
Verder geven we per route een globaal beeld van de effecten op de energievoorziening in 2050. Om deze beelden te maken, doen we vele aannames. Die aannames zijn niet willekeurig: deelnemers in het kernteam hebben hier zorgvuldig met elkaar over nagedacht. Voor al die aannames geldt dat ze ook anders zouden kunnen uitpakken. In route ‘Ik doe het zelf’ is bijvoorbeeld de verwachting dat het doorrekenen van kosten aan eindgebruikers en de prijsprikkel voor CO2-uitstoot gezamenlijk leiden tot veel decentrale energie-oplossingen: huishoudens die zelf energie opwekken, opslaan en lokaal gebruiken. Toch kan in route ‘Ik doe het zelf’ ook vooral een centrale energievoorziening ontstaan. Voor deze denkoefening kiezen we voor dergelijke aannames, omdat ze inzicht verschaffen in mogelijke verschillen tussen de routes en we hier op dit moment argumenten over willen kunnen wisselen.
Routes zijn beschrijvingen op hoofdlijnen, geen gedetailleerde voorspellingen. De routes bevatten bijvoorbeeld geen kwantitatieve doorrekening of inschatting van prijseffecten, CO2-reductie of effecten op werkgelegenheid. In die zin verschillen ze van scenario’s: ze zijn bedoeld om keuzes voor Nederland zichtbaar te maken, niet om mogelijke toekomsten zo goed mogelijk te voorspellen. Hierdoor hebben de routes ook een vrij abstract niveau, we hebben tal van zaken opengelaten. Ze bevatten bijvoorbeeld geen informatie over de rol van nucleaire energie, de verhouding tussen energie uit zon, wind en biomassa of de precieze invulling van beleidsmaatregelen. Opnieuw is dit gedaan om het denkwerk behapbaar te houden en overzicht te kunnen bewaren over de kern: uit welke routes kunnen we in hoofdlijn kiezen? En wat zijn hierbij belangrijke argumenten?
Voor het denkwerk doorlopen we op hoofdlijnen drie inhoudelijke stappen: analyse (1), routes uitdenken (2) en argumentatie (3).
In stap één, de analyse, zetten we belangrijke kenmerken van de huidige energievoorziening op een rij. Wat is de basis van waaruit we vertrekken bij het nadenken over de energietransitie? De beschrijving van de huidige energievoorziening vind je hier.
In stap twee analyseren we de grote keuzes voor Nederland in de energietransitie. Vanuit deze analyse gebruiken we twee fundamentele keuzes als assen om te komen tot vier routes (lees meer over het assenstelsel). Per route staan vervolgens andere keuzes op consistente wijze in de vier routes ingepast. Uitgangspunt hierbij is steeds om de routes duidelijk uiteen te laten lopen; om analytisch scherp te krijgen wat de verschillen zijn. Ten slotte werken we de routes verder uit door te beschrijven hoe de gemaakte keuzes richting 2050 per route uitpakken, bijvoorbeeld voor de energiebronnen die we gebruiken of wat er gebeurt met de transportsector of de industrie.
In stap drie beargumenteren we deze vier uiteenlopende routes. De vraag is steeds: wat zijn voor Nederland argumenten voor en tegen route X bij het doorlopen van de energietransitie?
We hebben bovenstaande inhoudelijke stappen een voor een doorlopen met hulp van een groot aantal deskundigen. De eerste twee stappen met de negen vaste deelnemers van het Forum (kernteam). De negen partijen zijn actief in de energiesector maar verschillen van rol, van producent tot financier, zodat zij deskundigheid uit diverse perspectieven meebrachten naar het Forum. Zij hebben onder begeleiding van De Argumentenfabriek in een serie denksessies opeenvolgende vragen doorlopen. Uitgangspunt hierbij was niet om overeenstemming te bereiken over wenselijke of realistische routes, maar om routes analytisch gezien duidelijk onderscheidbaar te maken. De routes vormen dan ook geen weerspiegeling van hun voorkeuren of zienswijze. Om de concepten te toetsen hebben we deskundigen uit de sector gevraagd in een aparte sessie kritisch mee (of tegen) te denken: zijn dit routes die helpen het denken over de transitie te structureren? En hoe kunnen ze beter?
Voor de derde inhoudelijk stap, de argumentatie, is een groot aantal deskundigen aangeschoven in wisselend gezelschap om in vijf denksessies argumenten in te brengen. Opnieuw was hierbij het uitgangspunt dat de individuele voorkeur van deelnemers niet relevant was. Zij waren uitgenodigd om argumenten voor en tegen de routes in te brengen, los van de organisatie die zij vertegenwoordigen. Wel vertegenwoordigden zij een grote variëteit aan perspectieven: ze waren afkomstig uit het bedrijfsleven, vertegenwoordigden gebruikers, de beleidswereld, natuur- en milieuorganisaties of kennisinstellingen, zoals universiteiten. Gezamenlijk konden zij hierdoor de breedte van relevante argumenten inbrengen, van uitvoeringskwesties tot effecten op de economie of de ruimtelijke inrichting.
Het kernteam heeft tot slot de resultaten uit de argumentatieronde aangescherpt en afgerond. De Argumentenfabriek heeft de resultaten hierna vormgegeven in deze interactieve denkhulp. De verantwoordelijkheid voor het eindresultaat, zowel voor inhoud als eindproduct, ligt dan ook geheel bij De Argumentenfabriek.
Wij hebben met heel veel plezier het denkwerk over de energietransitie begeleid. Het gaat om een van de grootste uitdagingen van onze tijd en dit was merkbaar in het enthousiasme waarmee deskundigen in dit project meedachten. We hopen dan ook van harte dat de resultaten bijdragen aan een goed debat over de toekomstige energievoorziening van Nederland en zien vast uit naar het denkwerk voor de vele vervolgstappen die in het verschiet liggen.
De Argumentenfabriek
Bij het nadenken over mogelijke routes naar een CO2-arme energievoorziening in 2050 hebben we allereerst geïnventariseerd wat de belangrijkste keuzes zijn waarvoor Nederland staat. Die keuzes zijn heel divers, de energietransitie is een systeemverandering; het gaat niet alleen over welke energie we gebruiken, maar ook over hele sectoren van onze economie en over het verdelen van lasten en lusten. Uit die lijst met belangrijke keuzes voor Nederland hebben we twee fundamentele keuzes genomen als basis voor het assenstelsel: de manier waarop de overheid de verlaging van CO2-uitstoot aanstuurt en de manier waarop we kosten verdelen. Beide assen lichten we hieronder verder toe.
De verticale as onderscheidt twee manieren waarop de overheid stuurt op de verlaging van CO2-uitstoot. Aan de bovenkant gebeurt dit door de uitstoot van CO2 direct te beprijzen, iedereen die uitstoot veroorzaakt moet betalen. Het uitgangspunt hierachter is dat huishoudens en bedrijven via de markt het beste zelf keuzes kunnen maken die leiden tot vermindering van uitstoot, als die uitstoot maar duur genoeg wordt. De overheid creëert dus een prijsprikkel die er voorheen niet was. De prijs voor het uitstoten van CO2 kan op verschillende manieren tot stand komen. De overheid kan een jaarlijks maximum vaststellen (plafond) voor CO2-uitstoot voor heel Nederland, waarna iedereen die toch wil uitstoten hiervoor eerst een ‘uitstootrecht’ moet kopen. Dit systeem bestaat voor een deel van de energiegebruikers in de Europese Unie. Een andere manier is om een heffing in te voeren per hoeveelheid uitgestoten CO2, een belasting die speciaal betaald moet worden voor iedereen die CO2 uitstoot.
Aan de onderkant van de as stuurt de overheid op vermindering van de CO2-uitstoot door het besparen van energie en op de overstap naar hernieuwbare energie. De overheid zet dus in op aanpassing van energieverbruik door huishoudens en bedrijven en door aanpassing van gebruikte energiebronnen, van fossiel (zoals gas en olie) naar hernieuwbaar (zoals wind en zon). De overheidssturing is belangrijk, omdat we ervan uitgaan dat de energietransitie zo’n fundamentele verandering is dat die zonder overheidssturing niet voor 2050 tot stand komt. Deze as gaat dus over de kaders die de overheid stelt waarbinnen huishoudens en bedrijven met de transitie aan de slag gaan.
De horizontale as onderscheidt twee manieren om kosten te verdelen: rechts verdelen we kosten over het collectief, links wijzen we kosten zoveel mogelijk toe aan het individu. De verdeling van kosten is belangrijk, omdat de energiekosten voor huishoudens en bedrijven hierdoor flink uiteen kunnen lopen. Bovendien is het een principiële keuze, verdeling gaat over rechtvaardigheid. Wat is precies het verschil tussen beide kanten van de as? Aan de rechterkant delen we kosten over het collectief. Dit kan zowel gaan over kosten voor de transitie, zoals het aanleggen van nieuwe infrastructuur voor gebruik van hernieuwbare energie, als over ‘reguliere’ kosten voor de energievoorziening, zoals het onderhoud aan bestaande infrastructuur. Collectieve kostendeling (ook wel bekend als ‘socialiseren’) kan ofwel gaan via belastingen, ofwel via vaste kosten voor de aansluiting op het energienet. Kostendeling via belastingen zijn bijvoorbeeld subsidies die de overheid geeft voor onderzoek of opwekking van hernieuwbare energie. Die worden door alle belastingbetalers opgebracht. Kostendeling via vaste kosten op het energienet zijn bijvoorbeeld de kosten die huishoudens betalen voor hun gasaansluiting. Het maakt niet hoe lang de gaspijp naar hun huis is, iedereen betaalt een vast bedrag. Uiteraard gaat het collectief delen van kosten slechts over een deel van de totale kosten voor energie. Ook als kosten via belastingen of aansluitkosten worden gedeeld, betalen gebruikers nog altijd een deel van de rekening op basis van hun eigen gebruik van elektriciteit of gas.
Aan de linkerkant van deze as geldt een tegenovergesteld uitgangspunt: alle kosten die worden gemaakt om een individueel huishouden of bedrijf van energie te voorzien worden zoveel mogelijk aan dat huishouden of bedrijf doorberekend. Wonen op een Waddeneiland, met een dure gasleiding erheen? Dan ook meer kosten voor die gasaansluiting. Aan deze kant van de as gebruikt de overheid geen subsidies om opwek van hernieuwbare energie te ondersteunen. De kosten hiervoor moet de producent van hernieuwbare energie maar doorberekenen aan zijn afnemers. Hier betalen gebruikers ook dezelfde prijs voor een gelijke hoeveelheid energie, zoals we nu al doen voor benzine. De verschillen in prijs voor grootgebruikers en kleinverbruikers – die er nu volop zijn voor elektriciteit en gas- verdwijnen geheel.
De assen zijn een hulpmiddel bij het onderscheiden van route en maken hiervoor een analytisch onderscheid: in de praktijk van alledag vinden we – ook in de huidige situatie – kenmerken van alle vier de uiteindes van de assen naast elkaar. We betalen nu collectief voor subsidies aan hernieuwbare energie (rechts) maar een gelijke literprijs voor benzine (links). We hebben een Europese CO2-prijs voor zware industrie (boven), maar de overheid dwingt ook besparing af (onder). Deze combinaties zullen in de energietransitie ook waarschijnlijk zijn. Hier hebben we ze voor het denken uit elkaar getrokken.
Deze interactieve denkhulp energietransitie bevat de resultaten van het Forum Energietransitie, een project onder begeleiding van De Argumentenfabriek om het denken en het debat over de energietransitie verder te brengen (zie inleiding). Met deze vrij toegankelijke website willen we de resultaten van het project zo breed mogelijk verspreiden.
De denkhulp kent drie ingangen die elk eigen informatie ontsluiten. De eerste ingang geeft antwoord op de vraag ‘Hoe ziet de energievoorziening er nu uit?’. Via deze ingang zijn de feitelijke antwoorden op negen deelvragen te vinden over de huidige situatie. Elke deelvraag wordt beantwoord met een combinatie van tekst en bijbehorende visualisaties. De tweede ingang geeft toegang tot vier routes voor het doorlopen van de energietransities én de bijbehorende argumentatie. De routes zijn allemaal eerst compact beschreven met enkele opvallende argumenten voor en tegen. De uitgewerkte beschrijvingen van de routes met alle bijbehorende argumenten zijn via deze compacte weergaves bereikbaar. De derde ingang van het product geeft de mogelijkheid zelf interactief stellingen over de energietransitie te beoordelen. Door aan te geven in hoeverre je het eens of oneens bent met deze stellingen kom je te weten hoe jouw oordeel overeenkomt met de basiskeuzes die we gebruiken om de routes te onderscheiden. Het resultaat van jouw oordeel bij de stellingen verschijnt zichtbaar op de assen. Hierbij is ook duidelijk welke reactie op de stellingen tot welke overeenstemming met de assen heeft geleid.
We hopen van harte dat deze interactieve denkhulp energietransitie helpt het denken over dit complexe vraagstuk te structureren en de samenhang te verduidelijken. Niet als antwoord op alle moeilijke vragen die de transitie opwerpt, wel als hulpmiddel om een begin te maken met het denken over mogelijke antwoorden. We hebben in ieder geval met heel veel plezier aan deze denkhulp gewerkt. We danken alle deskundigen die in dit project hebben bijgedragen voor hun scherpte en enthousiasme. In het bijzonder bedanken we de negen partijen die dit project financieel en inhoudelijk mogelijk hebben gemaakt. De verantwoordelijkheid voor dit product en de informatie die erin staat ligt geheel bij De Argumentenfabriek. We verwelkomen alle reactie, suggesties en vragen.
Gemaakt door
De Argumentenfabriek: Katrin Weber, Bas Ebskamp, Sara Blink, Silvie Zonderland, Bas Broekhuizen, Willem van den Goorbergh, Teije Postma
In opdracht van
ECN, Eneco, Gasunie, Greenchoice, Havenbedrijf Rotterdam, Pure Energie, Stedin, Triodos Bank, Uniper
Bron: CBS
Bron: Energy Transition Centre
Bronnen: Energietrends 2014, gaslicht.com
Bronnen: Rijksbegroting 2015, Rijksjaarverslag 2015.
Hieronder geven we inzicht in de belangrijkste feiten over de huidige energievoorziening, opgedeeld in negen vragen. We beantwoorden de vragen met behulp van visualisaties. Samen geven ze inzicht in het vertrekpunt voor het nadenken over de energietransitie.
Onze energievoorziening moet betaalbaar, betrouwbaar en duurzaam zijn. Betaalbaarheid gaat over de kosten per eenheid energie, bijvoorbeeld de prijs per kilowattuur. In het bijzonder over kosten voor verschillende gebruikers zoals huishoudens en de industrie.
Betrouwbaarheid kent twee onderdelen. De leveringszekerheid geeft aan welk percentage van de tijd we zeker zijn van de beschikbaarheid van energie. In Nederland is dit zeer hoog, namelijk 99,995 procent. Voorzieningszekerheid (of energiezekerheid) is de mate waarin we afhankelijk zijn van andere landen. Als een land waaruit wij energie importeren bijvoorbeeld in conflict raakt, kan dit onze voorzieningszekerheid negatief beïnvloeden.
Duurzaamheid bestaat uit drie aspecten: de uitstoot van CO2 en andere schadelijke stoffen, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing.
In 2013 verbruikten we in Nederland 3.153 petajoule energie. Dit gaat over ons hele energieverbruik, van de verwarming van onze huizen tot ons vervoer per auto en het maken van producten uit fossiele grondstoffen zoals plastic uit olie. Ruim 92 procent van de energie was afkomstig uit fossiele bronnen, met name aardgas en olie. Slechts 4 procent (137 petajoule) was afkomstig uit hernieuwbare bronnen zoals biomassa, zon en wind.
Een deel van ons energieverbruik bestaat uit elektriciteit, ongeveer 18 procent in 2013. Om energievormen te maken die wij gebruiken (zoals elektriciteit of benzine) zetten we soms de ene vorm van energie om in de andere. Zo maken we benzine door ruwe aardolie te raffineren en verbranden we afval om huizen te verwarmen.
Ook om elektriciteit te maken gebruiken we verschillende energiebronnen. Welke bronnen we gebruiken verschilt in de tijd. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van de prijs van de bron. Zo zijn we de afgelopen jaren meer steenkool gaan gebruiken en minder gas omdat kolen goedkoper zijn geworden. Het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen stijgt. In 2000 bedroeg dat nog 4 procent, in 2014 12 procent.
Nederland importeert en exporteert energie. In 2013 bedroeg de import 9.925 petajoule. Het grootste gedeelte hiervan bestaat uit ruwe aardolie en aardolieproducten. We benutten grofweg een kwart van de aardolie-import voor eigen gebruik en exporteren driekwart weer.
Naast aardolie(producten) exporteren we veel aardgas. Hernieuwbaar is met een import van 22 petajoule en een export van 12 petajoule verwaarloosbaar klein. De totale export bedroeg in 2013 8.838 petajoule.
We importeren meer energie dan we exporteren. Dit verschil ontstaat omdat we een deel van de geïmporteerde energie zelf gebruiken, zoals voor transport of voor het maken van bijvoorbeeld plastic uit aardolie.
We onderscheiden vijf verbruiksgroepen: de gebouwde omgeving (huishoudens en bedrijven), industrie, verkeer, landbouw en overig. Bij huishoudens is bijna een derde hiervan elektriciteit, bij de andere groepen minder.
Als we naar de bijbehorende CO2-uitstoot kijken zien we een andere verdeling. Deels omdat de opwekking van elektriciteit die huishoudens en anderen gebruiken in de industrie plaatsvindt. Verder omdat de industrie vervuilender energiebronnen gebruikt dan bijvoorbeeld huishoudens, zoals steenkool.
Ten slotte wordt uitstoot niet alleen veroorzaakt door energieverbruik. Bijvoorbeeld in de landbouw komt een deel van de uitstoot in de vorm van methaan vrij (mest). Dit heeft niets te maken met energieverbruik. De totale CO2-uitstoot van Nederland was in 2014 187 megaton. Hiermee liggen we ruim 16 procent onder het niveau van onze uitstoot in 1990. Het huidige tempo van vermindering is dus te laag om het doel van 80-95 procent in 2050 te halen.
Onze energievraag verschilt in de tijd. De vraag naar gas is in de winter hoger dan in de zomer, zoals hier te zien voor 2015. De vraag naar elektriciteit is op werkdagen hoger dan in het weekend. En overdag gebruiken we uiteraard meer energie dan ’s nachts.
We passen het aanbod aan om aan deze schommelingen tegemoet te komen. We kunnen gas opslaan om in de winter te gebruiken. En we kunnen de productie van elektriciteitscentrales op gas en kolen opvoeren als dit nodig is om aan de vraag te voldoen. Bij zon- en windenergie kan dit niet. Dit aanbod verschilt per seizoen, maar ook per dag. In de winter waait het meer en zomers schijnt de zon vaker en krachtiger. Kortom, het aanbod uit wind en het aanbod uit zon past niet automatisch op de wisselingen in de vraag naar energie. Naarmate het aanbod uit zon en wind toeneemt, zullen we dus ook oplossingen moeten verzinnen voor het omgaan met schommelingen in het aanbod.
De prijs voor gas en elektriciteit is opgebouwd uit drie onderdelen: vaste kosten, belastingen en variabele kosten. Vaste kosten betalen we voor de aansluiting op het energienetwerk en zijn bedoeld om de kosten voor transportinfrastructuur te dekken, zoals pijpleidingen voor gas. Variabele kosten betalen we voor de hoeveelheid geleverde energie, zoals het aantal kubieke meters gas. De vaste kosten en de belastingen zijn voor elektriciteit in verhouding hoger dan voor gas.
Huishoudens met een aansluiting op het warmtenet betalen voor hun warmte een vaste prijs, die de nationale toezichthouder vaststelt op basis van de gasprijs. Gemiddeld zijn huishoudens ongeveer 6 procent van hun inkomen kwijt aan gas en elektriciteit. De prijs per eenheid energie voor verschillende type gebruikers verschilt enorm. Grootverbruikers zoals de chemische industrie betalen bijvoorbeeld veel minder energiebelasting per eenheid dan huishoudens (kleingebruikers) en banken (gemiddelde gebruikers). De overheid komt grootverbruikers hiermee tegemoet in hun energiekosten.
De Nederlandse economie is sinds 2000 met ongeveer 15 procent gegroeid terwijl in dezelfde periode het energieverbruik iets is gedaald. De zogenaamde energie-intensiteit van de Nederlandse economie is dus gedaald.
Om dezelfde euro te verdienen hebben we nu minder energie nodig. Deze daling komt enerzijds doordat de aard van onze economie is veranderd. Nederland heeft steeds minder maakindustrie en een steeds grotere dienstensector. Ook is de energie-intensiteit gedaald omdat we efficiënter zijn gaan werken en dus energie besparen.
De energiehuishouding leverde de Nederlandse schatkist in 2015 ruim 18 miljard euro op. Dit zijn vooral inkomsten uit aardgas, belastingen en accijns.
De overheid geeft ook geld uit aan energie. De subsidies voor productie van hernieuwbare energie stijgen snel. Van 1,5 miljard euro in 2011 tot 8 miljard euro in 2016. De overheid geeft ook subsidies en belastingvrijstellingen voor de productie van fossiele energie, 5,6 miljard euro in 2011.
De energiesector draagt bij aan de economie en werkgelegenheid van Nederland. In 2014 was de bijdrage van de sector ongeveer 4 procent van het bbp, ofwel 27 miljard euro. We verdienen het meest aan olie- en gaswinning. In totaal is de sector goed voor 47 duizend voltijdsbanen. Hierbij valt op dat in de olie- en gaswinning veel minder mensen werken dan in bijvoorbeeld opslag, handel en verkoop. Dit komt doordat olie- en gaswinning vooral kapitaalintensief is.
Collectief betaalt
Individuele gebruiker betaalt
Sturen door CO2-uitstoot te beprijzen
Sturen door energiebesparing en overgang naar hernieuwbare energie
We hebben vier routes bedacht waarlangs we als Nederland de energietransitie kunnen doorlopen. Alle routes zijn op hetzelfde doel gericht: een CO2-arme energievoorziening in 2050. Ze verschillen in het HOE, langs twee basiskeuzes (assen): de manier waarop we sturen op vermindering van CO2 (verticale as) en de manier waarop we kosten verdelen (horizontale as). Achter elke route gaat een eigen transitiewereld schuil, met bijbehorende argumentatie. Verken de routes via de visualisatie hiernaast of lees eerst meer uitleg over de assen.
De overheid stelt vast hoeveel CO2 Nederland uitstoot, dit maximum daalt jaarlijks. CO2-producenten zoals energieproducenten en industrie kopen (en verkopen) uitstootrechten. Iedereen die uitstoot (of uitstoot veroorzaakt) betaalt hier dus voor.
De overheid richt zich niet op energiebesparing of gebruik van hernieuwbare energie, zoals wind, maar laat de markt zijn werk doen. Zij stuurt dan ook niet met subsidies of belastingvoordelen. Huishoudens en bedrijven betalen een-op-een voor alle kosten die hun gebruik veroorzaakt, zoals voor energietransport. Zij bepalen zelf hoe ze via de markt tegen de laagste kosten in hun energie voorzien.
Bij elkaar opgeteld ontstaat zo een energievoorziening met een vooral decentraal karakter. In deze route gaan we uit van een energiemix in 2050 die bestaat uit hernieuwbare energie en fossiele energie met gebruik van CCS.
De overheid heft belasting op uitstoot van CO2 en past de hoogte aan op basis van behaalde resultaten in de uitstoot. Verder richt de overheid zich zelf niet op energiebesparing of hernieuwbare energiebronnen, keuzes hierover laat zij aan bedrijven en huishoudens. Kosten voor de transitie en de energievoorziening worden collectief gedragen.
De overheid stimuleert onderzoek en subsidieert de aanpassing van bedrijven en huishoudens in de transitie. Zij steunt technologie ‘neutraal’: alle technologie die bijdraagt aan vermindering van uitstoot krijgt hulp. Hierdoor komt met hulp van de overheid ook de ontwikkeling van CCS en de aanleg van collectieve infrastructuur van de grond, zoals warmtenetten.
De energievoorziening blijft door deze keuzes samen vooral centraal ingericht. In deze route gaan we uit van een energiemix in 2050 die bestaat uit hernieuwbare energie en fossiele energie met gebruik van CCS.
De overheid vermindert CO2-uitstoot door te sturen op energiebesparing en op de overgang naar hernieuwbare energie. Zij voert een actieve industriepolitiek om fossiele energie uit te faseren en grootschalige productie van hernieuwbare energie van de grond te krijgen.
De overheid kiest hierbij voor specifieke technologieën, zoals elektrisch rijden en wind op zee. Kosten voor deze transitie worden collectief gedeeld. De overheid gebruikt een combinatie van subsidies, fiscale stimulering en wettelijke verplichtingen. Gebruikers worden gestimuleerd om ook zelf energie te gaan produceren. De energievoorziening krijgt hierdoor een gemengd centraal en decentraal karakter.
In deze route gaan we uit van een energiemix in 2050 die volledig bestaat uit hernieuwbare energie.
De overheid vermindert CO2-uitstoot door te sturen op energiebesparing en de overstap op hernieuwbare energie. Zij gebruikt verplichtende maatregelen om besparing bij gebruikers en vergroening bij producenten af te dwingen. De overheid maakt hiertoe heldere afspraken met bedrijven en burgers over het transitiepad en rekent af op resultaten.
De uitvoering van deze afspraken ligt bij de markt, de overheid geeft hiervoor planologische ruimte. Energiegebruikers betalen een-op-een voor alle kosten die hun gebruik veroorzaakt, zoals voor energietransport.
Bij elkaar opgeteld ontstaat zo een energievoorziening met vooral decentraal karakter. In deze route gaan we uit van een energiemix in 2050 die volledig bestaat uit hernieuwbare energie.
Vul de twaalf stellingen in en kijk hoe jouw voorkeuren passen bij de basiskeuzes die we gebruikt hebben om routes naar een CO2-arme energievoorziening in 2050 te onderscheiden.
In hoeverre ben je het eens of oneens met de stelling?
In hoeverre ben je het eens of oneens met de stelling?
In hoeverre ben je het eens of oneens met de stelling?
In hoeverre ben je het eens of oneens met de stelling?
In hoeverre ben je het eens of oneens met de stelling?
In hoeverre ben je het eens of oneens met de stelling?
In hoeverre ben je het eens of oneens met de stelling?
In hoeverre ben je het eens of oneens met de stelling?
In hoeverre ben je het eens of oneens met de stelling?
In hoeverre ben je het eens of oneens met de stelling?
In hoeverre ben je het eens of oneens met de stelling?
In hoeverre ben je het eens of oneens met de stelling?
We hebben twee basiskeuzes (assen) gebruikt om vier routes naar een CO2-arme energievoorziening in 2050 te onderscheiden. Een is de manier waarop we sturen op vermindering van CO2 (verticale as) en de andere de manier waarop we kosten verdelen (horizontale as).
Alle stellingen gaan over deze twee basiskeuzes. Hiernaast zie je in hoeverre je voorkeuren overeenkomen met de assen. Door te klikken op het assenstelsel, krijg je uitleg over jouw resultaat.
Verken de vier transitieroutes of lees eerst meer uitleg over de assen.
Jouw instemming metafkeuring vanneutraliteit tegenover de overheid die verplicht of verleidt tot besparing leidt naarheeft geen effect op jouw positie op de assen. onderen boven op de verticale as, omdat de overheid daar stuurtniet stuurt op besparing.
Jouw instemming metafkeuring vanneutraliteit tegenover een volledige overstap naar hernieuwbare energie in 2050 leidt naarheeft geen effect op jouw positie op de assen. onderen boven op de verticale as, omdat de overheid daar stuurtniet stuurt op welke energiebronnen we gebruiken.
Jouw instemming metafkeuring vanneutraliteit tegenover de betaling voor CO2-uitstoot door energiegebruikers leidt naarheeft geen effect op jouw positie op de assen. onderen boven op de verticale as, omdat de overheid daar stuurtniet stuurt op het betalen voor CO2-uitstoot.
Jouw instemming metafkeuring vanneutraliteit tegenover de vrijheid voor huishoudens en bedrijven om te bepalen hoe ze in hun energie voorzien leidt naarheeft geen effect op jouw positie op de assen. onderen boven op de verticale as, omdat de overheid daar stuurtniet stuurt op welke energie huishoudens en bedrijven gebruiken.
Jouw instemming metafkeuring vanneutraliteit tegenover de vrijheid voor huishoudens en bedrijven om te bepalen welke technologie ze gebruiken leidt naarheeft geen effect op jouw positie op de assen. onderen boven op de verticale as, omdat de overheid daar stuurtniet stuurt op welke technologie huishoudens en bedrijven gebruiken.
Jouw instemming metafkeuring vanneutraliteit tegenover het actief ingrijpen in gebruik van bronnen voor elektriciteitsproductie leidt naarheeft geen effect op jouw positie op de assen. onderen boven op de verticale as, omdat de overheid daar stuurtniet stuurt op het gebruik van energiebronnen.
Jouw instemming metafkeuring vanneutraliteit tegenover het collectief meebetalen aan kosten voor de energietransitie leidt naarheeft geen effect op jouw positie op de assen. rechtslinks op de horizontale as, omdat we daar kosten collectief delen.doorberekenen aan individuele gebruikers.
Jouw instemming metafkeuring vanneutraliteit tegenover het gebruik van belastinggeld voor de energietransitie leidt naarheeft geen effect op jouw positie op de assen. rechtslinks op de horizontale as, omdat we kosten voor de transitie daar collectief delen.doorberekenen aan individuele gebruikers.
Jouw instemming metafkeuring vanneutraliteit tegenover het steunen van bedrijven met subsidies leidt naarheeft geen effect op jouw positie op de assen. rechtslinks op de horizontale as, omdat we kosten voor de transitie, ook voor bedrijven, daar collectief delendoorberekenen aan individuele gebruikers.
Jouw instemming metafkeuring vanneutraliteit tegenover het doorberekenen van de daadwerkelijke kosten voor individueel energiegebruik leidt naarheeft geen effect op jouw positie op de assen. rechtslinks op de horizontale as, omdat we kosten daar collectief delen.doorberekenen aan individuele gebruikers, zoals voor transport.
Jouw instemming metafkeuring vanneutraliteit tegenover het betalen van gelijke prijzen door groot- en kleinverbruikers leidt naarheeft geen effect op jouw positie op de assen. rechtslinks op de horizontale as, omdat we kosten daar collectief delendoorberekenen aan individuele gebruikers en dus geen onderscheid kunnen maken naar verschillende gebruikers.
Jouw instemming metafkeuring vanneutraliteit tegenover het kunnen kiezen voor een individuele of collectieve energievoorziening leidt naarheeft geen effect op jouw positie op de assen. rechtslinks op de horizontale as, omdat we daar kosten collectief delendoorberekenen aan individuele gebruikers en hierdoor geen verplichte collectieve voorzieningen tot stand komen.